PrintversieStuur dit artikel doorTerug naar de vorige paginaRapport Twynstra en Gudde en rapport Ringeling

Gebied: BERGSCHENHOEK
Datum: 03 april 2001 23:54 uur
Rubriek: Laatste Nieuws

Een rapport van Twynstra en Gudde heeft in de bestuurlijke organisatie geleid tot een schokeffect en tot het aftreden van twee wethouders. In het najaar van 2000 is in het kader van een organisatieontwikkeling een analyse uitgevoerd binnen de gemeentelijke organisatie van Bergschenhoek. Deze analyse heeft geleid tot een rapport om verder te komen in het proces van organisatieontwikkeling. Een aantal passages uit het rapport heeft de leden van de organisatie zeer geschokt. In die passages wordt een oordeel gegeven over het bestuur, zoals dat blijkt te bestaan bij de ambtenaren. Uit het onderzoek kwam naar voren dat er geen collegialiteit heerst, er is een te grote afstand tot de organisatie, men toont weinig respect, is arrogant, heeft moeite met binding aan beleid en visie, is niet integer of men gaat zitten op de stoel van de ambtenaar. In het rapport van Twynstra en Gudde kwam naar voren dat er een moeilijke werkbare situatie ontstaan was, omdat de ambtenaren hun vermoedens uitspraken dat sommige personen niet correct optraden. De Raad achtte het wijs om een nader onderzoek te laten uitvoeren en zij hebben een adhoc commissie in het leven geroepen, waarin de fractievoorzitters van de vier partijen. Zij hebben in samenspraak met prof. Ringeling en dr.Daemen enkele onderzoeksvragen geformuleerd die een nadere analyse behoefden. Het onderzoek had vooral betrekking op de relatie tussen het bestuur (B&W) enerzijds en anderzijds het ambtelijk apparaat. In het onderzoek konden de beide onderzoekers niet ingaan op de vraag in hoeverre bepaalde personen zich daadwerkelijk schuldig hebben gemaakt aan strafbare feiten. Als er strafbare feiten zijn gepleegd, zal de raad een accountantsonderzoek of een strafrechtelijke onderzoek moeten laten uitvoeren. Uit de analyse van de onderzoekers kwam eenzelfde beeld naar voren dan uit de analyse van Twynstra en Gudde, waarin geconstateerd was dat er ernstige problemen waren in de verhouding tussen bestuur en ambtenaren. In de gesprekken die de onderzoekers hielden met de ambtenaren maakten zij een onderscheid tussen de kwalificatie ‘niet integer’ en de overige kwalificaties. Geen van de ondervraagden kon de betekenis van ‘niet integer’ onderbouwen met concrete voorbeelden uit eigen waarneming. Diverse personen maakten echter duidelijk dat de term ‘niet integer’ ook gelezen kan worden als ‘in strijd met de normen die in een organisatiecultuur gehanteerd worden’. Het bleek dat de ondervraagden veel voorbeelden konden noemen van incidenten en gedragingen die door hen als respectloos, arrogant, afstandelijk en los van beleid werden getypeerd. De bestuurders zelf bleken zich bij dergelijke kwalificaties iets te kunnen voorstellen en hebben gezegd dat er wel het een en ander verbeterd kon worden. Uit de vele verhalen kwam naar voren dat zowel bestuurders als ook ambtenaren zich de aangename zijde van de publieke functie met plezier lieten aanleunen door het ontvangen van dure geschenken, kerstpakketten, kistjes wijn en in enkele gevallen buitenlandse reizen. Twee incidenten komen daarbij steeds weer naar voren. Dat is de aankoop van een terrein met opstallen aan de Hoeksekade door Blijleven en het ophogen van een woontoren ter verbetering van de woonkwaliteit door Offermans. Bij de aankoop van een terrein met opstallen aan de Hoeksekade en de verandering aan het wegdek van de N209 door wethouder Blijleven verdenkt men hem ervan gebruik te hebben gemaakt van zijn positie, c.q. bij zijn onderhandelingen met projectontwikkelaars. Hij zou het betreffende perceel tegen een zeer gunstige prijs hebben kunnen kopen. Het rapport vermeld echter dat noch in een besloten raadsvergadering, noch in de gesprekken met de onderzoekers is aangetoond dat de betrokken wethouder zich aan strafbare handelingen heeft schuldig gemaakt. Verder heeft hij laten weten van ontwikkeling af te zien, nadat hij erop gewezen was dat dit zich moeilijk liet combineren met de positie van wethouder. Toch blijven in de organisatie de vermoedens over minder toelaatbaar gedrag rondgaan. Deze vermoedens zijn doorgaans gebaseerd op de vrij nauwe en vriendschappelijke relaties, die de wethouder pleegt te onderhouden met de projectontwikkelaars, aannemers en financiers. Offermans wordt ervan beschuldigd dat hij in zijn gesprekken met de bouwers van een woontoren heeft aangedrongen op het aanbrengen van verbeteringen, die met name de woonkwaliteit van de topappartementen (penthouses) verhogen. De wethouder heeft een optie op een van deze penthouses. De woontoren zou oorspronkelijk zes woonlagen bevatten terwijl dat er nu meer worden en de wethouder wordt ervan beschuldigd dat het op zijn verzoek is. De vereiste aanpassing van de gemeentelijke plannen terzake zou zonder veel nadere toelichting zijn gebeurd. Ook in deze zaak kunnen de ondervraagden de vermoedens niet met harde feiten onderbouwen. De verhoging van het aantal bouwlagen zou het gevolg zijn van de wens om van deze woontoren een markante plek in de wijk te maken, aldus Offermans. Toch blijven de vermoedens van minder correct handelen voortbestaan. Weer blijken deze vermoedens gebaseerd te zijn op de hechte relatie tussen wethouder en ontwikkelaars. Ook de burgemeester is in opspraak gekomen. Het gerucht gaat dat zij ten gunste van haar dochter invloed zou hebben uitgeoefend op de toewijzing van woningen. Ook hier staan de verhalen tegenover elkaar. De burgemeester en degenen die haar verdedigen, beargumenteren met stukken in de hand dat van bevoordeling geen sprake is geweest. Anderen blijven het vermoeden uitspreken dat zij gebruik gemaakt heeft van haar positie. In het rapport staat vermeld dat Bergschenhoek op het gebied van ruimtelijke ordening sneller succes boekt t.a.v. de Vinexlocaties dan omringende gemeenten en de gemeente vaart hier financieel wel bij. Bij de onderzoekers is er verbazing over de manier waarop dat gebeurt. Verschillende malen is grond aangekocht zonder dat de gemeentelijke procedure rond was. Er wordt geconstateerd dat de beleidsvrijheid van de betrokken wethouder zeer groot bleek. Niet alleen de integriteit van de wethouders was een punt dat naar voren kwam in het rapport maar ook hun andere kwalificaties (geen respect, directief, geen binding aan strategie en missie, arrogant en niet collegiaal). Van Offermans wordt gezegd dat hij op de stoel ging zitten van de ambtenaar als ware hij een superambtenaar. Als hem iets niet zinde gebruikte hij soms ruwe en ongepaste taal en er heerste een angstige sfeer in het ambtelijke apparaat. Wethouder Blijleven ging op een wat plezieriger wijze met de ambtenaren om, maar ook ten aanzien van hem zijn ernstige klachten te horen als zou hij zich weinig gelegen laten liggen aan geformuleerde standpunten en plannen. In zijn dadendrang en zijn neiging om burgers van dienste te zijn doet hij toezeggingen die niet passen in het staande beleid of in de lopende plannen. Achteraf moesten acties genomen worden om de toezeggingen een politieke en ambtelijke onderbouwing mee te geven. Blijleven was zich niet bewust dat er hier een ernstig probleem zou liggen en hij beroept zich op de resultaten die hij met zijn doortastende stijl voor de gemeente heeft bereikt, iets wat overigens door de ondervraagden ook wordt erkend. Niet alleen de wethouders, maar ook de ambtenaren zelf, hebben zich in sommige gevallen de plezierige kanten van hun positie laten aanleunen. Door slim gebruik te maken van hun informatie wisten zij hun voordeel te behalen en het zou volgens het rapport frappant zijn dat veel ambtenaren in hoekhuizen wonen. De Raad van Bergschenhoek komt eveneens niet zonder kleerscheuren uit het rapport te voorschijn. Het bleek dat zij niet bij machte waren een controlerende, laat staan een richtinggevende rol te spelen. Op individueel niveau lijken de raadsleden niet zwak maar als collectief blijken zij niet bij machte een krachtige positie op te bouwen. Wethouder Offermans sprak de wens uit dat hij graag wat meer weerwerk uit de raad had willen hebben. In het rapport wordt geconcludeerd dat de raad geen uitdaging vormde voor de wethouders en dat er sprake is van een verstoorde relatie in het college. Het college maakt niet de indruk een hecht collegiaal team te zijn. Het respect voor de Raad is ver te zoeken, terwijl de afstand tussen gemeentebestuur en ambtelijk apparaat bijna onwerkbare proporties aanneemt. Het beeld van de bestuurlijke organisatie van de gemeente Bergschenhoek is er een, waarin wederzijds respect en vertrouwen tussen ambtenaren en bestuurders afwezig is. Zonder dat respect en vertrouwen is er op de lange termijn geen succesvolle beleidsvoering mogelijk volgens de onderzoekers. Er is een klimaat van verdenkingen ontstaan, waarin ambtenaren en bestuurders verdacht worden misbruik te hebben gemaakt van hun positie. Tevens is een krachtig welles-nietes spelletje ontstaan over de feitelijkheid van de beschuldigingen. Alleen een gedegen feitenonderzoek kan hieraan een einde maken. Naast de resultaten van de analyse geeft het rapport aanbevelingen voor het toekomstige beleid. Er zal in de komende tijd hard gewerkt moeten worden om het wederzijds respect en vertrouwen weer op te bouwen. In een vergadering op maandag 9 april zal er een openbaar debat gehouden worden over het rapport.